On the road: Zuid-Bolivia
Oke, als er geen sporen zijn dan rijden we alleen een klein stukje en dan gaan we gewoon weer terug naar Uyuni. We zien wel wat lukt, we hoeven niet alles met de grote jongens mee te doen en weet je, een klein beetje zoutvlakte is al een klein beetje zoutvlakte, het is toch allemaal wit.
Zenuwachtig zaten we in de auto, op weg naar de grootste zoutvlaktes ter wereld. En wat nou tour operator, wij gingen onze eigen weg, met onze eigen auto. Oh wat voelden we ons stoer, maar oh wat was het retespannend. Vooraf hoorden we verhalen over verdwaalde avonturiers die met auto en al weggezonken waren, de politie van Uyuni vertelde ons dat het eigenlijk illegaal is om zelf te rijden en ze waren niet van plan om ons te komen halen als onze auto het af zou laten weten.
Maar even terug, we bevonden ons in Bolivia. En ook daar hadden we goede horrorverhalen over gehoord. Zeker voor overlanders zoals wij biedt dit avontuurlijke doch geweldige land nogal wat struikelblokken. De grenscontrole is bijvoorbeeld streng en ook door het land heen wordt regelmatig om papieren (en af en toe geld) gevraagd. Ten tweede schijnt maar vijf procent van de wegen geasfalteerd te zijn en is het overige deel van het ergste soort off road dat je je kunt inbeelden. Ten derde betaal je met een buitenlands kenteken meer dan twee keer zoveel voor je benzine, en wordt er soms met militaire aanwezigheid op toegezien dat je daadwerkelijk deze vorm van toeristenbelasting neerlegt.
De weg vanaf de Braziliaanse grens naar Santa Cruz de la Sierra bleek verlaten en van het prachtigste asfalt. Richting Sucre werd het al iets minder, maar ook die route was prima te overleven. Na een week beide half in bed door een voedselvergiftiging, en half in het heuglijke gezelschap van Utrechtse koffiecompagnon Jette, Marike en Gina, vertrokken we richting Uyuni. Ook hier lag asfalt, we waren er goed van onder de indruk.
Na flink wat informatie ingewonnen te hebben over the Southern Circuit en de zoutvlaktes, voelden we ons voldoende voorbereid om op pad te gaan. Hoewel het ons werd afgeraden om zelf de zoutvlaktes te berijden, zouden er in het gebied daaronder minder mogelijke problemen moeten zijn. Daar waren wegen, werd ons gezegd. 'Pero no hay pavimento! Solo arena y piedras' Ja ja, zeiden we hoogmoedig, aan die off road-wegen waren we nu wel gewend. Dat moest wel goed komen.
Op de zoutvlaktes besloten we een Landcruiser van een van de vele tours te volgen. Zo bleven we in elk geval op het juiste spoor. Wat een vrijheid! Wat een leegte en wauw, wat een witte wereld. Na een bezoek aan het 'eiland' Inca Huasi, een goede fotosessie en een rijles, konden we een andere groep volgen die naar het zuiden zouden vertrekken. Goed afgeleid door de prachtige foto- en filmmogelijkheden, raakten we al gauw iedereen kwijt, maar de sporen bleken makkelijker te volgen dan gedacht. Terwijl ik op het dak van de auto rondgereden werd als een kat op een stofzuiger, ging de zon langzaam onder, en werd het tijd om ergens onderdak te gaan zoeken. Kamperen zou lastig worden vanwege de nachtelijke temperaturen van ver onder nul (-20Cº is niet ongewoon), dus werd het een hostel. Dat bereiken bleek moeilijker dan gedacht. Konden we op de zoutvlaktes lekker crossen, de wegen erna bleken wat meer zand en steen te bevatten dan we ons hadden voorgesteld. Stapvoets en met de gps in de hand geklemd hotsten we langs bergen, vlaktes en hordes vicuñas. Prachtig, dat wel.
De dag erna reden we over een nieuwe zoutvlakte richting een niet-bestaand tankstation. De afstanden in het zuiden zijn enorm en de voorzieningen minimaal. Onze heimwee van de laatste weken naar Patagonië werd hierdoor wel enigszins opgeheven. Het was als rijden op een andere planeet. Al gauw bleek echter dat ook aan deze Marsachtige zoutvlakte een eind zou komen, en dat meer verschrikkelijke wegen ons zouden opwachten, smalle wegen met grote stenen die ons regelmatig hartverzakkingen bezorgden na een 'kloenk' tegen onze onderkant en sporen zo diep dat Tim half in de berm moest rijden omdat we anders vast zouden komen te zitten. De Landcruisers die deze tocht meestal doen hebben een hogere clearance dan wij, waardoor zij geen problemen hebben met de diepte van de sporen.
Elke kilometer vroegen we ons af waar we in hemelsnaam mee bezig waren. Met samengeknepen billen klampte ik me vast aan alles wat ik grijpen kon, elke spier in Tims lichaam was gespannen en met een hypersensibiliteit hadden we beide onze ogen op de weg gericht. Ondertussen trokken woestijnen, lama's en flamingo's stapvoets aan ons voorbij en hoopten we met heel ons hart de volgende bestemming heelhuids te bereiken. Bij Laguna Colorado vonden we opnieuw een plek om te slapen, waar we om negen uur uitgeput onder vijf dekens in onze slaapzakken kropen. Wat een route, wat een tocht.
Nadat we benzine hadden gekocht uit een van de grote tanks van een Landcruiser, vertrokken we met zonsopkomst richting Tupiza. Het allerzuidelijkste gedeelte sloegen we over wegens mogelijk benzinetekort en een grote angst voor nog slechtere wegen. De resterende 350 kilometer bleken alsnog een stuk zwaarder dan gedacht. Konden we op grote stukken lekker doorkarren, vele haarspeldbochten en kleine obstakels zorgden voor vertraging. Al gauw bleek dat we een groot aantal rivieren over moesten steken. Zonder bruggen, uiteraard. Elke keer bleek het weer een uitdaging of onze clearance hoog genoeg zou zijn om voldoende boven het ijzige water uit te kunnen komen. Op een moment stond ik zelfs met mijn sokken uit al paraat om te peilen hoe diep het zou zijn, maar de bevroren grond deed al zo zeer aan mijn koude tenen dat ik m'n trots opzij zette en gauw mijn schoenen weer aandeed.
De vrees dat onze auto het einde niet zou halen was groot. Het ijswater veroorzaakte een goede dosis stoom, zelfs de kleinste heuvels vormden door de grote hoogte een uitdaging voor de motor en 'Ed' was nog nooit zo ontzettend vies geweest. De binnen- en buitenkant waren bedekt met een laag zout, zand en stof, stof, stof. Ik werd er goed benauwd van, en op een gegeven moment besloot ik maar door een sjaal te ademen. We waren Nozemnomade Jil en de Onverschrokken Tim op hun tocht door de woestijn.
Het was een zware tocht, waarbij we tot zonsondergang door moesten rijden voor we, doodop, onze eindbestemming hadden bereikt. De verlatenheid onderweg, de ruige natuur en wegen op hoogtes van af en toe rond de 4900 meter hadden ons goed uitgeput. Dat de route vorig jaar gebruikt is als Dakar-circuit, verbaasde ons geenszins, en doet onze trots evenmin afnemen. Dit hadden we voor geen goud willen missen. Wel namen we, eenmaal in Tupiza, even een goede pauze van het autorijden. Eerstvolgende vervoersmiddel: een paard.