Het noordelijkste noorden

Het noordelijkste noorden

Negen maanden geleden, toen we deze reis begonnen, was ons voornaamste doel het bereiken van Ushuaia. Deze zuidelijkste stad van de wereld, diep in Patagonië, brachten we eind januari een bezoekje, waarbij het even leek alsof onze reis daar al voltooid was. Het duurde een paar weken voor we ons vertrouwd voelden met nieuwere plannen en nog langer om niet meer heimwee te hebben naar die uitgestrekte verlaten pracht van Tierra del Fuego en omstreken.

Voorruit

Over plannen gesproken, voor we gingen, verkondigde ik nog dat ik uitsluitend in de zuidelijke landen wilde rijden. Veel te gevaarlijk, de rest. Als Tim met de auto naar bijvoorbeeld Bolivia wilde gaan, zei ik, dan ging hij maar alleen, ik ging wel met de bus. Inmiddels bevinden we ons aan de kust van Colombia en hebben we er 33.000 kilometers opzitten, met de auto. Verder van Ushuaia dan hier kunnen we ons niet bevinden in Zuid-Amerika. Ook dit is daarom een keerpunt in onze reis, en ook dit is een gebied waarnaar we nog lang heimwee zullen hebben.

kust

De Colombiaanse noordkust is heerlijk Caribisch. Prachtige stranden, een nog mooiere zee om in te duiken en een schare voorzieningen waardoor je jezelf niets anders ziet doen dan dagenlang cocktails drinken onder een kokospalm. Vrij decadent en leuk voor een tijdje, maar het echte avontuur begon pas toen we naar Guajira gingen.

Zonsondergang Cabo

Guajira is de meest noordoostelijke provincie van Colombia, aan de grens met Venezuela. Het is gerust het Wilde Westen te noemen, en de meeste mensen vermijden het gebied liever. Er zijn smokkelaars, schietgevechten en de (Venuelaanse) benzine is er spotgoedkoop. De politie doet er niets, want hier gelden de wetten van de woestijn.

Het is een van de armste regio’s van het land, en wordt bewoond door de Wayuu. Deze inheemse groep leeft in barre omstandigheden volgens eeuwenoude tradities in een van de meest onherbergzame gebieden die je je kunt voorstellen. Zaken als een bruidsschat zijn er de gewoonste zaak van de wereld en als je per ongeluk een geit doodrijdt, moet je ‘m of vervangen, of het met je leven bekopen. Er is geen asfalt te bekennen, noch winkels, en slapen doe je in je tent of bij een van de Wayuu-families. Het menu? Rijst, met zeevruchten en vis. Of geitenhoofd, geserveerd in z’n eigen ingewanden. Smakelijk!

Geit op tafel

Het klinkt allemaal niet erg verwelkomend, maar de natuur is er uniek voor Zuid-Amerika en het voelde als een heerlijke mogelijkheid om nog even van de gebaande paden af te gaan. Het leek ons niet verstandig om alleen te gaan, maar al gauw bleek dat er half augustus een expeditie van vijf goed uitgeruste terreinwagens zou vertrekken. De organisator was Hernando, een bevriende mechanic uit Barranquila, en we mochten met alle plezier aansluiten.

Zaterdagochtend vroeg, wachtten we dus braaf en vol spanning bij een tankstation in Santa Marta. De eerste auto die we zagen was een Australische Landcruiser met daarin Rens, zoon Paul en schoondochter Evi. Rens is sinds zijn vertrek uit Nederland half Australië doorgereisd en heeft er in Zuid-Amerika nagenoeg dezelfde route op zitten als wij. Paul en Evi waren op bezoek. De groep bestond verder uit Colombianen en de Oostenrijkse Sabina.

Na de laatste flessen water te hebben ingeslagen in Riohacha, reden we al gauw de woestijn in. We hebben al flink wat woestijngebied gehad, maar nog nooit kwam er iets zo dicht bij de idee van woestijn die wij westerlingen in ons hoofd hebben: cactussen, zon, wind en zand, heel veel zand. Zoutvlaktes en grote stukken kustlijn zorgden voor een welkome afwisseling van de dichte cactuswouden. De weg was bovendien goed te doen en het was een machtig gevoel om daar met zes van die grote auto’s zo rond te crossen. Onze Ed was verreweg het kleinst van allemaal, maar presteerde boven verwachting uitstekend.

autos

De eerste nacht brachten we door in Cabo de la Vela. In dit dorpje komen nog aardig wat toeristen. Ook was er een race aan de gang, waardoor het ineens gek druk voelde op zo’n afgelegen locatie waar we de hele dag voor gereden hadden. We kregen een goed verzorgd maal – geen geitenhoofd gelukkig – en ieder kreeg een hangmat op het strand toegewezen. We kletsten de avond vol met sterke verhalen en dronken whisky in de eindelijke verkoeling van de zeebries.

hangmat

Vlak na zonsopkomst verlieten we het laatste stukje civilisatie en trokken we dieper Guajira in. Al gauw kwamen we langs Wayuu-dorpjes, die bestonden uit een handvol hutjes van waaruit kinderen kwamen aanrennen. Met wilde zeeharen en felgekleurde kleren vol gaten naderden ze schreeuwend onze karavaan. De handen ver uitgestrekt, vroegen ze in groten getale om eten en water. We hadden ons hierop voorbereid en deelden rijst en groenten uit. Geld wordt opgedronken door de vaders, en er is niets wat ze kunnen verbouwen, dus alles wat vers is, is goed.

Bedelaars

Het was schrijnend om zoveel mensen in zoveel armoede te zien, en al naar gelang we doorreden, kwamen we steeds meer bedelaars tegen. Af en toe was er zelfs een touw over de weg gespannen, dat pas neer werd gelaten na het geven van eten. We hadden niet genoeg voor zoveel mensen, en steeds vaker waren er vijf of zes touwen vlak na elkaar.

stop

De Wayuu vroegen steeds om meer, waren onvriendelijk en ontevreden, en het duurde dan ook niet lang voor de eerste van onze groep door een van de touwen reed zonder te stoppen. Het was hartverscheurend, maar we hadden niet genoeg en moesten ook rekening houden met de terugweg. Meestal stonden er kindjes van een jaar of vier, vijf bij de touwen, die ze verschrikt lieten zakken als ze zagen dat je van plan was door te rijden. Af en toe renden moeders in lange gekleurde jurken ons krijsend achterna, en we voelden ons rotter dan ooit in deze reis.

reparaties

De dag was lang en heet, en het landschap werd steeds ruiger. Aan het eind van de middag zagen we grote gele duinen voor ons opdoemen, een teken dat we bijna onze eindbestemming hadden bereikt. Maar dat ging zomaar niet. Eerst was er nog een zandbak van een paar honderd meter te doorkruisen. Gelukkig bevonden we ons in het gezelschap van een stel auto’s waar je zelfs de Sahara mee doorkomt, en waren er genoeg lostrekmogelijkheden.

duwen

Als een roeistuurvrouw die vroeger vis verkocht op de Albert Cuyp zat ik Tim aan te moedigen op de bijrijdersstoel, terwijl hij z’n allerbeste rijkunsten vertoonde. Zonder ook maar één keer vast te zitten kwamen we het mulle zand door, en bereikten we juichend de andere kant. Punta Gallinas, Dos Piratos komen eraan!

Autoselfie

En we bereikten Punta Gallinas. De lucht was roze, we aten vis bij de Wayuu, het kampvuur knetterde vrolijk en de rum vloeide rijkelijk. Een aantal van ons zou de dag erna alweer terug gaan en sliep in hangmatten bij de Wayuu, maar zij die wilden blijven zetten een kamp op aan het strand, omringd door mangroves.

kamp

De twee Toyota’s hadden een daktent, maar sinds het vertrek van Tims ouders uit Ecuador, zijn wij halve overlanders geworden. Zonder tent, matjes of pannen, maar met een dekbed en een kooktoestel rijden we tegenwoordig rond, en we redden ons prima. Gelukkig was er een klein reservetentje waarin Tim en ik op ons dekbedje konden gaan liggen, met onze hoofden buitenboord. Vrij spartaans allemaal, maar prima te doen voor twee nachtjes. Sabine kon onze hangmat tussen twee auto’s spannen en we hadden allemaal een plekje.

Kamp

Het was een koele nacht, waarbij we elke keer als we ons omdraaiden even wachtten met weer in slaap te vallen, om te genieten van de prachtige sterrenhemel.

Zonsondergang

’s Ochtends werden we wakker van de langslopende geiten en de geur van gebakken eitjes. Het zou een relaxte dag worden, die we vooral met z’n achten geschaard onder een kleine luifel doorbrachten, om de brandende zon en de altijd stevige wind te kunnen ontwijken. Hernando spreekt geweldig Engels en kon ons vanalles vertellen over de Colombiaanse cultuur.

Langslopende geit

Aan het eind van de dag mochten we meevaren met een Wayuu-bootje, dat ons naar een paar eilandjes bracht waar het wemelde van de knalroze flamingo’s. We sprongen in de zee en koelden lekker af, waarna we op het strand de zonsondergang bekeken. Rozig voeren we terug, op naar onze laatste nacht.

Na een typisch Wayuu-ontbijt van eitjes met gebakken pijlstaartrog, reden we terug naar de bewoonde wereld. We moesten een keertje losgetrokken worden op het stuk zandbak, maar al gauw werden de wegen beter. Het weekend was voorbij, dus de hoeveelheid touwtjes was een stuk minder. Hernando gaf een klein jochie een zakje chips, en toen wij ‘m een tomaat gaven, zei hij vrolijk lachend en zwaaiend ‘¡Ciao!’. Toen we het raam dichtdraaiden hoorden we kleine kreetjes van blijdschap achter ons.

Lostrekken

Het voelde gek om weer asfalt onder onze wielen te hebben, en het was bijna alsof we maanden weg waren geweest. We waren stil in de auto, want we wisten beiden dat dit de laatste kilometers gaan zijn die we zelf zullen rijden. Het moment is daar om backpackend verder te gaan, en het voelt gek om afscheid te nemen van de auto, die als een huis is gaan voelen. We zijn naar het uiterste zuiden gereden en hebben nu de noordpunt bereikt, en weer voelt het leeg. We bereiden ons langzaam voor op een nieuwe, laatste fase van onze reis, en Guajira was een prachtig einde van dit hoofdstuk.

Einde